Maatschappelijk verantwoord beleggen door pensioenfondsen krijgt verder vorm
Het aantal pensioenfondsen dat het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen (IMVB-convenant) uit 2018 heeft ondertekend is opgelopen tot meer dan tachtig, samen goed voor ruim 90% van het Nederlands pensioenvermogen. Ondertussen tikt de klok voor de fondsen om hun beleggingsbeleid in lijn te brengen met de in het convenant vastgestelde environmental, social en governance (ESG) standaarden.
In december 2018 tekenden 73 pensioenfondsen het IMVB-convenant, maar inmiddels hebben 82 fondsen zich gecommitteerd aan de implementatie van de richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord beleggen. Het gaat hierbij in het bijzonder om de guidelines for multinational enterprises van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) en de guiding prinicples on business and human rights van de Verenigde Naties (VN).
Coördinatie
Naast pensioenfondsen hebben ook andere belanghebbende partijen het akkoord ondertekend – zoals maatschappelijke organisaties, vakbonden en overheidsinstanties. Het gezamenlijke doel is om risicogebieden in kaart te brengen en samen met bedrijven naar oplossingen te zoeken voor problemen van maatschappelijke en milieutechnische aard.
Voor veel pensioenfondsen is het convenant een aanvulling op bestaand beleid ten aanzien van verantwoord beleggen. Het geeft ze een raamwerk om ESG-risico’s van de bedrijven waarin ze beleggen in kaart te brengen, naar belang te rangschikken en vervolgens aan te pakken. Hiertoe worden de richtlijnen opgenomen in het beleid van het pensioenfonds, in de uitbesteding aan externe dienstverleners en in de monitoring en rapportage.
Dit vergt extra inspanning van pensioenfondsen. Door samen te werken willen de fondsen enerzijds de hoeveelheid tijd en energie die dit kost beperken. Anderzijds moet coördinatie leiden tot effectievere bijsturing van bedrijven op het gebied van ESG. Als bijvoorbeeld een bedrijf of sector slecht scoort, kunnen pensioenfondsen gebruik maken van hun invloed als belegger. De maatschappelijke partijen kunnen hierin bijstaan.
Risicoperceptie
Uitgangspunt is dat institutionele beleggers zich verdiepen in de ESG-risico’s van hun beleggingen, ofwel het doen van due diligence. De geïdentificeerde risico’s of misstanden dienen vervolgens geadresseerd te worden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van stemmen op aandeelhoudersvergaderingen, maar ook door te besluiten helemaal niet meer in een bedrijf of sector te beleggen. Vervolgens moeten dergelijke besluiten helder naar buiten gebracht worden.
‘Zo komt er een cultuuromslag in denken binnen de sector tot stand, van louter financiële risico’s naar risico’s voor de wereld’, stelt Melanie Meniar van de Pensioenfederatie in een toelichting. Ze wijst erop dat Nederland in Europa een voortrekkersrol heeft. Zo gelden de Oeso-guidelines nu ook als uitgangspunt voor EU-regelgeving in voorbereiding.
Implementatie
Pensioenfondsen staan aan het begin van de beleggingsketen en vaak ver van de uiteindelijke impact op milieu en samenleving. Naast een zogenaamd algemeen breed spoor, is in het convenant ook een tweede diep spoor opgenomen.
Het brede spoor richt zich op de implementatie van het beleggingsbeleid. Er wordt gezamenlijk instrumentarium ontwikkeld om de overname van de Oeso en VN-richtlijnen in de gehele sector te versnellen. Dit instrumentarium bestaat onder meer uit gedeelde informatie, ontwerpteksten voor beleid en uitbesteding en tips over monitoring en rapportage. Hiermee kunnen afspraken concreet worden gemaakt in het beleid van pensioenfondsen, de uitbesteding aan externe dienstverleners zoals fiduciair managers en vermogensbeheerders, en de monitoring en rapportage door pensioenfondsen.
Het diepe spoor richt zich op samenwerking aan concrete cases. De deelname hieraan is voor fondsen optioneel. In de praktijk zijn het vooral de grootste fondsen die hiervoor de middelen hebben. Dit spoor is gericht op het vergroten van de invloed op met name beursgenoteerde ondernemingen waarin wordt belegd en waar ESG-risico’s geconstateerd zijn. Pensioenfondsen kunnen hierbij gebruik maken van de kennis en het netwerk van andere deelnemende partijen aan het convenant. Het diepe spoor heeft daarmee ook een zogenaamde leer- en innoveeragenda.
In het convenant uit 2018 zijn een aantal deadlines opgenomen. Zo dienen pensioenfondsen binnen 2 jaar na de ondertekening – dus uiterlijk eind 2020 – hun interne ESG-beleid in lijn gebracht te hebben met de Oeso en VN-richtlijnen. Eind 2019 heeft de Pensioenfederatie een zogenaamde toolbox ontwikkeld om de fondsen hierbij te helpen. De rapportage door externe partijen die betrokken zijn bij het beleggingsbeleid dient binnen 3 jaar op orde te zijn – ofwel uiterlijk in 2021.